Marijke van Putten
‘Vraag je af: wat kan ik er zelf aan doen?’
Marijke van Putten (1957) is sinds januari 2012 bestuurder van GGZ Noord-Holland-Noord. Haar jarenlange ervaring als behandelend psychiater is de inspiratie voor de visie die ze wil uitdragen als bestuurder. Met haar praat VDH Executive over haar loopbaan, haar dochters, wat haar drijft als moderne bestuurder van een grote zorgorganisatie en vooral haar visie op de toekomst van de psychiatrie en de GGZ, e-health en het belang van anti-stigma programma’s.
Twee dochters
“Ik heb twee dochters. De jongste (20) studeert psychologie in Amsterdam, de oudste (25) is arts, heeft haar artsexamen gedaan met een extra coschap in de psychiatrie. Ze heeft eerst gekozen voor een jaar als arts op de afdeling interne geneeskunde, maar ook de psychiatrie trekt haar aan, net zo als het mij deed. En ze heeft de eigenschappen: ze is over de volle breedte geïnteresseerd in mensen, wil tot in detail uitzoeken hoe het zit. Daarnaast is ze rustig en evenwichtig, ze hoeft niet zo nodig op de voorgrond.”
Lijkt ze daarin dus op jou?
“Deels wel. Tijdens mijn coschappen had ik al gesolliciteerd bij Bloemendaal Parnassia. Ik werd direct aangenomen als AIOS (arts in opleiding tot specialist) maar moest nog drie jaar wachten. In de tussenliggende jaren werkte ik in Zeist en deed mijn huisartsenopleiding. Ik wilde nooit iets anders. Aan carrièreplanning heb ik nooit gedaan. Ik vond en vind nog steeds dat je eerst de tijd moet nemen om te zorgen dat je vrijwel alles begrijpt van wat je doet. Pas dan is het tijd voor een volgende stap en die komt meestal vanzelf op je pad. Behoefte om op de voorgrond te staan heb ik meer dan zij, maar dat was ook niet zo toen ik haar leeftijd had. Ik was toen een gesloten meisje.”
Welk beroep had je gekozen als je geen arts was geworden?
“Mijn vader was bankier. Ik was de eerste in de familie die arts werd. Als ik geen arts was geworden, dan was ik misschien jurist of rechter geworden. Ook in die beroepen moet je kunnen luisteren, zaken tegen elkaar afwegen, regels interpreteren, en vaak in complexe situaties. En het maatschappelijk belang telt mee. Dat laatste is bij mij in de loop der jaren gegroeid. Toen ik jonger was, was ik vooral op zoek naar afwijkend gedrag, dat boeide mij, misschien omdat ik zelf zo gesloten was?”
Waar mogen wij jou ’s nachts voor wakker maken?
“Nu de kinderen het huis uit zijn, is er weer meer tijd voor andere leuke dingen naast het werk: rennen, reizen, zeilen. Ik houd van het echte lezen, van stevige boeken, waarin zaken in een historisch perspectief worden geplaatst. ‘De verdrijving uit de hel’ van Robert Menasse heeft bijvoorbeeld grote indruk op mij gemaakt. Een belangrijke boodschap van dat boek is dat we de geschiedenis niet moeten vergeten, maar juist in ere moeten houden. Zoals Het Dolhuys [museum van de geest, Haarlem, red.] dat voor de psychiatrie doet. Verder houd ik van bijzondere reizen door de buitenlanden, bijvoorbeeld in Azië en afgelopen jaar heb ik rondgetrokken in Marokko. Ik vind het nog steeds heerlijk om met een rugzak op door een land te trekken en je te verwonderen over de ontmoetingen die dan plaats vinden.
Wat is kenmerkend voor jouw organisatie?
“GGZ Noord-Holland-Noord is een hele open organisatie, zowel intern als naar buiten. Zeker niet hiërarchisch, dat zoek ik ook niet, en aan macho-gedrag heb ik een hekel. Ook de innovatiekracht wordt wel genoemd als kenmerkend voor onze club. In ieder geval zijn we continu op zoek naar vernieuwingen, want dat geeft heel veel energie aan iedereen. Als het om ambulante zorg gaat, willen we echt TOP zijn. Mensen behandelen in hun eigen omgeving biedt zoveel mogelijkheden voor mensen om hun sociale en maatschappelijke rollen te blijven vervullen.”
Hoe zie jij jouw eigen rol?
“Ik ben vooral een cultuurdrager. Ik probeer het voorbeeld te zijn waaraan anderen in de organisatie zich spiegelen, maar dat is niet altijd makkelijk, ik ga vaak genoeg de fout in. Daarnaast wil ik vooral de collega’s een podium geven, zich laten ontplooien. Een bestuurder heeft in mijn ogen meer een rol op de achtergrond, dat was best even wennen. Ik word beloond door hun successen, ik ben oprecht trots op onze medewerkers.”
Hoe is de rolverdeling binnen jullie bestuur?
“Binnen ons bestuur ben ik vooral bezig met inspireren en vernieuwen. Mijn collega is bedrijfsmatig heel goed, dus dat geeft mij ruimte om met andere zaken bezig te zijn, maar uiteindelijk zijn wij beiden verantwoordelijk voor het geheel, wij hebben geen voorzitter. Een bestuur moet gedeelde waarden hebben, dat is ontzettend belangrijk. Je moet elkaar scherp kunnen houden, dus is het fijn iemand naast je te hebben die qua deskundigheid aanvullend is.”
“Het is essentieel dat je onderling vroegtijdig open bent, dat je samen tijdig in gesprek gaat. Hetzelfde geldt richting de directeuren en andere medewerkers, de deur staat altijd open, ook als het gaat om kritiek of een verschil van inzicht. Niet altijd eenvoudig, maar voor mij essentieel om mijn werk met plezier te kunnen doen.”
“Je moet duidelijk voor ogen hebben wat je wilt, en blijven volhouden. Het wordt onprettig als er een geheime agenda is. Ik vind het vervelend en storend als mensen niet het achterste van hun tong laten zien. Mensen mogen bij mij – heel graag zelfs! - zeggen wat ze er van vinden.”
Hoe zie jij Professionaliteit in de zorg?
“Kennis van het vak is de basis. Daarnaast de wijze van communiceren naar de patiënt en naar collega-zorgverleners. Respect voor de kennis van de ander en ook gebruikmaken van de kennis van de patiënt. Verder: zorg verlenen op de meest efficiënte wijze met oog voor het kostenaspect. Kostenbewustzijn bij klanten dwingt ons intern ook tot kostenbewustzijn. Kosten worden een vast onderdeel van de gesprekken met onze klanten. Wij moeten ons steeds afvragen: was het overleg of de geïnvesteerde tijd van waarde?”
“En verder: constant zoeken naar verbetering, vernieuwing, andere oplossingen bedenken. En samenwerken, organiseren met anderen. Als er bijvoorbeeld een team met een wachtlijst is, leg je daar dan niet bij neer, maar vraag je af wat je er samen aan kunt doen.”
Wat zijn jouw wensen voor je eigen organisatie?
“Wij hebben een hoge mate van deskundigheid, maar ik wil iedereen uitdagen om nog meer mee te denken over de organisatie van de zorg. Hoe we het nog beter voor de klant kunnen doen. Doe dat wat je ook voor je eigen familie zou doen. Professionals denken naar mijn mening soms nog te weinig na over juist dat aspect.”
Welke uitdagingen zie jij voor jouw organisatie?
“In de eerste plaats streef ik naar een grotere klanttevredenheid. Die is bij ons gemiddeld, dus onvoldoende, al is de medewerkerstevredenheid wèl hoog. Ik ben al twee en een half jaar bezig om juist voor die klanttevredenheid meer aandacht te vragen. Zo wil ik alle locaties op de Zorgkaart zien te krijgen. Ik wil echt weten wat de klant van ons vindt, bijvoorbeeld van onze gastvrijheid. Dat houd ik continu voor ogen. Het wordt steeds beter, de deskundigheid staat nooit ter discussie, maar er is ook de servicekant, die zo wezenlijk is voor een succesvolle zorgorganisatie.”
Hoe zie jij de toekomst van de psychiatrie?
“Bij GGZ Noord-Holland-Noord hebben wij vooral ingezet op ‘beter worden doe je thuis en op je werk’. Dat gaat consequenties hebben. Opname is niet langer het standaardantwoord op een crisissituatie. De beddencapaciteit blijft sterk teruglopen, de druk op de langdurige verpleging wordt kleiner. Ik blijf op deze trend hameren want er is nog veel werk aan de winkel wat dat betreft.”
“E-health gaat daarbij helpen. Daar heb ik onlangs ook college over mogen geven aan AIO’s in het AMC, onder anderen over telezorg. Internet maakt zorg op afstand mogelijk. De persoonlijke agenda van de patiënt kan beter gemanaged worden en het zal leiden tot een grotere zelfredzaamheid. De rol van de professional zal anders worden. De deskundigheid van de professional zal niet langer uitsluitend in een-op-een contact met de klant aangeboden worden, maar meer en meer ook op de achtergrond, faciliterend en ondersteunend aan het eigen herstelproces van de klant.”
"Er wordt nog te weinig op e-health gebied gedaan. Stapje voor stapje wordt het nu ingevoerd. E-health zal de behandeltijd gaan verkorten, zorg kan op afstand worden aangeboden. De kosten kunnen zo omlaag is de verwachting. Je moet tools ontwikkelen en blijven verbeteren en vernieuwen. Registreren en adequate management informatie worden steeds belangrijker
En de toekomst van de GGZ-organisatie?
“Ik geloof niet in grote organisaties. Volgens mij moeten we veel meer de richting uit van de netwerkorganisatie. Hoeveel groter moet het allemaal nog worden? Ik denk eerder aan samenwerken met anderen dan aan fuseren. Waar draagt dat almaar groter worden toe bij?“
Welk thema houdt jou vooral bezig?
“De vraag is hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen beter kunnen deelnemen aan de maatschappij? Essentieel daarbij is naar mijn mening het anti-stigma programma. Bestuurders moeten anti-stigmatisering tot een vast onderdeel van hun repertoire maken. Ik zoek zelf nog naar mijn rol daarin. Want als het stigma op een mentale aandoening in de maatschappij zo groot blijft, gaat participatie ook niet lukken. Een psychische aandoening mag niet langer automatisch tot uitsluiting leiden. Maar het is en blijft een lastig te grijpen onderwerp. Ik vraag me altijd af: wat kan ik er zelf aan doen?”
“Het Dolhuys zou daarin een rol kunnen spelen. Ze hebben het nu al op de agenda staan, maar zouden het nog meer kunnen aanpakken. Door programma’s met een educatieve component aan te bieden voor de jeugd bijvoorbeeld; naar scholen gaan en de vraag stellen: wat is er eigenlijk anders aan iemand met psychische problemen?”
“Ik zie het als mijn rol als bestuurder om andere partijen voor dit thema te interesseren. Te beginnen met GGZ Noord-Holland-Noord. Ook mijn eigen organisatie moet overtuigd raken van het belang van anti-stigmatisering.”
reacties
Plaats een reactie